Nematoden

Nematoden zijn overal in het ecosysteem terug te vinden. De meeste nematoden, rondwormen, voeden zich met micro-organismen zoals schimmels, bacteriën en organische stof.

De meeste nematoden leveren een positieve bijdrage doordat ze bijvoorbeeld meehelpen om organische stoffen af te breken en zorgen dat de voedingsstoffen beschikbaar worden voor de planten. Een veel kleiner aantal nematoden zijn de zogeheten plantparasitaire nematoden. Dit zijn de nematoden of aaltjes die in veel van onze teelten forse schade kunnen veroorzaken.

Met het blote oog en op basis van het schadebeeld is het nagenoeg onmogelijk om met zekerheid te zeggen om welke nematode het gaat. Microscopisch onderzoek is hiervoor de enige en noodzakelijke oplossing. Alleen wanneer het duidelijk is om welke aaltjespopulatie het gaat kunnen de passende maatregelen worden genomen. Zonder deze kennis, kan er te laat of verkeerde stappen worden ondernomen, waardoor de schade zelfs kan toenemen.

Binnen de plantparasitaire aaltjes onderscheiden we in het algemeen vijf hoofdgroepen van nematoden: wortelknobbel-, wortellesie-, vrijlevende-, stengel- en de cystenalen. Hieronder vind je een overzicht en de belangrijkste kenmerken. Een volledig overzicht en meer informatie is te vinden op Kennisakker en www.aaltjesschema.nl

Overzicht nematoden

Deze groep nematoden veroorzaakt de kenmerkende knobbels op de wortels van planten. De aaltjes kunnen zich snel en op veel verschillende gewassen vermeerderen. De schade leidt tot forse economische schade vooral door afkeuringen vanwege kwaliteit en/of in sommige gevallen kan er sprake zijn van opbrengstverlies. Dit is altijd afhankelijk van het soort aaltje en van het gewas. Zo zijn de Meloidogyne soorten  M. chitwoodi en M. fallax in aardappelen een quarantaine ziekte.

Er zijn diverse Pratylenchus soorten, waarvan de P. penetrans de bekendste en schadelijkste is. Het aaltje dringt door tot in de kern van de wortel en laat daarbij de kenmerkende bruine vlekjes achter. Een zwaardere besmetting kan leiden tot wortelrot. Het wortellesieaaltje is een aaltje om rekening mee te houden in het bouwplan, omdat het zich kan vermeerderen op een groot aantal gewassen.

Naast de directe schade veroorzaakt door het aaltje, wordt ook het volledige wortelstelsel vatbaarder voor onder meer schimmels. Zo kan het het effect van lakschurft (Rhizoctonia) en vroege verwelkingsziekte (Verticillium) in aardappelen worden vergroot.

Het grootste deel van hun actieve leven brengen stengelaaltjes bovengronds door in de plantendelen. Dat zijn de stengels, maar ook bijvoorbeeld de bloemknoppen.

Een korte levenscyclus en een snelle vermeerdering zorgt er voor dat het besmettingsniveau gedurende het seizoen razendsnel kan toenemen.

In de bodem kunnen de aaltjes lange tijd, soms tot wel 10 tot 20 jaar, overleven zonder waardplant. Vooral uien zijn erg gevoelig voor stengelalen. Maar ook suikerbieten en aardappelen kunnen veel schade ondervinden. Bloembollen met een stengelaalbesmetting worden afgekeurd.

De vrijlevende alen zijn de soorten die zich buiten de plant ophouden en de wortels oppervlakkig aansteken. Het gaat met name om de Trichodorus varianten die flinke schade kunnen veroorzaken. Ook bij lagere aantallen kunnen de effecten zichtbaar zijn, vooral onder koudere, natte omstandigheden wanneer de gewasgroei traag is. Kenmerkend is dat er veel vergroeiingen zichtbaar zijn van de wortel en of de kiemen. Zeker wanneer de aaltjes het groeipunt van de wortel of kiem aanvreten kan de schade groot zijn. Verder kunnen de vrijlevende alen virussen overbrengen, zoals het tabaksratelvirus (TRV). 

Cystenalen kunnen overal voorkomen en zijn vaak sterk gespecialiseerd in bepaalde gewassen. Ze zijn in het algemeen goed te beheersen met vruchtwisseling en resistenties. Voorwaarde is wel dat de juiste populatie kan worden vastgesteld en de juiste maatregelen worden genomen. Cystenalen kenmerken zich door de cysten die achterblijven in de grond met daarin de eieren. Deze komen tijdens het groeiseizoen gedeeltelijk  spontaan uit, ook zonder waardplant in de buurt. Hierdoor neemt zonder waardplanten de populatie langzamerhand af. Is er een waardplant ,dan zullen de lokstoffen zorgen dat veel larven in korte tijd uit de eieren komen. De larven dringen de wortel binnen en verstoren daar de hormoonhuishouding en beschadigen het wortelstelsel.

De cystenalen zijn in het algemeen goed te beheersen met onder meer de hulp van resistente rassen. De alen passen zich door selectie echter constant aan, waardoor bij aardappelen een rassenkeuze toets zinvol kan zijn. Dit geeft inzicht in de virulentie van de  aanwezige populatie en de effecten van de resistenties van rassen hiertegen.

Nieuws

Blijf altijd op de de hoogte!

Meld je aan voor onze nieuwsbrief op onze nieuwspagina.

Nieuwspagina