HLB zet zich in voor grip op wratziekte

Om te komen tot een aanpak van de wereldwijd gevreesde wratziekte in aardappelen is HLB in 2023 samen met de WUR een nieuw project gestart: Grip op Wratziekte. Het doel is om veilig aardappelen te kunnen telen en te onderzoeken of percelen met een wratziektebesmetting met bepaalde maatregelen versneld kunnen uitzieken. De harde eis van tenminste 20 jaar geen aardappelteelt na het vinden van een wratziektebesmetting kan hierdoor mogelijk worden versoepeld.

Wratziekte is een ziekte die bij aardappel voorkomt en wordt veroorzaakt door de schimmel Synchytrium endobioticum. Het heeft een wereldwijde quarantaine status en wordt gevreesd vanwege strenge wettelijke regelingen wanneer een besmetting wordt gevonden. Percelen die eenmaal besmet zijn met wratziekte, kunnen langdurig besmet blijven. In principe mogen 20 jaar geen aardappelen worden geteeld op een besmet perceel en ook de teelt van voortkwekingsmateriaal is niet toegestaan voor minimaal 5 jaar. Na 20 jaar kunnen van het besmette perceel grondmonsters worden genomen: voor een vrij verklaring mogen deze monsters dan géén vitale rustsporen meer bevatten.

Ook in het gebied rondom het besmette perceel gelden regels voor het telen van aardappelrassen: in de eerste zone mogen alleen volledig resistente aardappelrassen worden geteeld en daaromheen alleen resistente en lichte of matig vatbare rassen. De NVWA heeft overzichtskaarten en lijsten met aardappelrassen en hun resistentiecijfers, zodat een teler weet welk ras hij mag telen. Voor het ontwikkelen van nieuwe aardappelrassen is resistentie tegen wratziekte dus een erg belangrijke eigenschap, ook omdat dit eigenlijk de enige methode is om wratziekte te bestrijden.

HLB toetst op wratziekte
Door HLB worden heel veel aardappelrassen getoetst om de resistentie tegen of vatbaarheid voor een bepaald pathotype van wratziekte te bepalen. Deze toetsen worden in de winterperiode ingezet voor aardappelkwekers uit binnen- en buitenland. Uit aardappelknollen worden oogstukjes gesneden waaraan wratziektesporen worden toegevoegd. Na een aantal weken worden de oogstukjes beoordeeld: op de vatbare rassen zijn dan wratjes zichtbaar.

Vondst in 2020
In 2020 is een wratziekte-vondst gedaan in Noordoost-Nederland, waarbij sprake was van een tot nu toe niet in Nederland aangetroffen pathotype. Na een eerste resistentietoets met dit pathotype bleek dat de meeste bestaande en geteelde rassen in Noordoost-Nederland er zeer vatbaar voor zijn. Dat was teleurstellend en is reden tot zorg. Deze vondst was de aanleiding om meer wratziekte-onderzoek uit te voeren. Vragen als ‘hoe kan er een nieuwe pathotype ontstaan’ en ‘hoe kunnen we de vitaliteit van de wratziekte sporen verminderen’ probeert HLB te beantwoorden.

Kracht van resistenties
In Grip op Wratziekte wordt onder andere onderzocht hoe resistenties van aardappelrassen zich verhouden tot het effect van mengsels van wratziekte-isolaten. Ook wordt de vitaliteit van wintersporen onder de loep genomen en de externe invloeden hierop.

De invloed van onkruiden op de instandhouding van besmettingen wordt eveneens nader bekeken. Zo zijn Solanacea-soorten mogelijke alternatieve waardplanten voor wratziekte. Hiervoor wordt onderzoek in potproeven gedaan, gevolgd door morfologisch, microscopisch en moleculair onderzoek. Het project moet leiden tot nieuwe strategieën en advisering; welke omstandigheden verhogen risico’s en welke maatregelen kunnen telers nemen.

Methoden
In Nederland wordt voornamelijk de Spieckermann-methode gebruikt. Hierbij worden op de oogstukjes ‘zand met wintersporen’ gestrooid.

Een andere methode is de Glynne-Lemmerzahl toets. In Europa wordt deze toets gebruikt, bij de G. Lemmerzahltoets wordt geïnoculeerd met zomersporangiën; wratjes worden in een ‘vijvertje met water’ op een oogstukje gelegd. De zomer sporangiën van het wratje kunnen nu de kiem van het oogstukje infecteren.

Op de foto is een duidelijke vatbare reactie te zien. Vier tot acht weken na het inzetten zijn de reacties zichtbaar en vormen vatbare rassen wratjes.