Het inkomen van Veenkoloniale akkerbouwers staat op de tocht door de op handen zijnde verruiming van de zetmeelaardappelteelt. HLB zoekt naar alternatieven; naar het bouwplan van de toekomst.
Regelgeving in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) schrijft voor dat op zand- en lössgrond minimaal eens per 4 jaar een rustgewas wordt geteeld. Mogelijk wordt dit vanaf 2027 eens per 3 jaar. Het telen van dit rustgewas maakt de voor de Veenkoloniën gebruikelijke 1:2 zetmeelaardappelteelt onmogelijk.
Deze verruiming van de zetmeelteelt betekent dat de boeren in de Veenkoloniën een hoog salderend gewas (zetmeelaardappelen) moeten laten wijken voor een weinig salderend gewas (bijvoorbeeld graan). Dit kan leiden tot een lager inkomen. Tegelijk is er weinig ervaring opgedaan met het effect van het verruimen van het bouwplan op lange termijn op het inkomen van de Veenkoloniale boer, op de bodemgezondheid en op aardappelmoeheid. Met dit bouwplanproject wil HLB kennis opdoen over de gevolgen van diverse bouwplannen op de bodemgezondheid, maar ook op andere aspecten zoals ziekten en plagen en rendabiliteit voor de boer.
Het vergelijken van bouwplannen vereist ambitieus onderzoek, zeker wat betreft de omvang van het proefveld en de bijbehorende analyses. HLB is de uitgelezen organisatie om dit onderzoek uit te voeren, omdat het al vele jaren ervaring heeft met onderzoek. Daarnaast beschikt het HLB over een groot netwerk, waardoor het korte lijntjes heeft met de praktijk. Kennis kan hierdoor snel naar de praktijk worden gebracht. Doordat HLB diverse specialisten in huis heeft op het gebied van aaltjes, insecten, bodem, bemesting, moleculaire biologie en microbiologie kan het garant staan voor hoogwaardige kennis en praktische ideeën en toepassingen.
Opbouw van het project
In het project wordt over meerdere jaren (streven is 10 jaar) 4 verschillende bouwplannen met elkaar vergeleken, namelijk het standaard 1:2 Veenkoloniale bouwplan met 1:3, 1:4 en 2:5 zetmeelaardappelteelt. Het onderzoek is met vier herhalingen aangelegd op een perceel in Erica. Er wordt gebruik gemaakt van twee aardappelrassen, Seresta en Aletta. Seresta was het eerste hoog resistente ras tegen aardappelmoeheid G. pallida (Gpa3) en hier is van bekend dat deze resistentie steeds meer wordt doorbroken. Daarnaast heeft Seresta een lage tolerantie (5), zodat het al bij lage aantallen schade van aardappelmoeheid laat zien. Aletta is een heel nieuw ras, die naast een hogere resistentie tegen G. pallida ook resistent is tegen het wortelknobbelaaltje M chitwoodi. De tolerantie voor schade door aardappelmoeheid is met een 8 ook een stuk hoger. Binnen de aardappelvelden van elk bouwplan worden 3 combinaties met deze twee verschillende rassen aangelegd, om te kijken wat de effecten zijn van het telen van zetmeelaardappelen met verschillende resistentie en tolerantie levels. Er wordt het volgende aangelegd:
Doordat deze objecten in elk bouwplan zijn geïmplementeerd, kan worden onderzocht wat het effect is van het resistentie en tolerantie-niveau van de aardappelen in combinatie met een krappere of ruimere gewasrotatie op de opbrengst en de hoogte en virulentie van de aardappelmoeheidpopulatie in het veld. Gedurende het project worden er diverse waarnemingen gedaan van aardappelmoeheid, vrijlevende aaltjes, ziekten en plagen. Ook wordt de biodiversiteit meetbaar gemaakt aan de hand van de BiodiversiteitsMonitor van BO akkerbouw. Aan het eind van elk seizoen wordt er een opbrengstbepaling gedaan.
Ambitie: toekomstperspectief bieden
De ambitie van dit project is het inzichtelijk maken van de gevolgen van een verruiming van het bouwplan op de bodemgezondheid, maar ook de financiële situatie van de Veenkoloniale boer. Daarnaast wil HLB met dit project inzicht creëren in wat eventueel het beste omschakelmoment is qua bouwplan en wat de effecten hiervan zijn op de rentabiliteit. Het is daarnaast van belang dat de kennis die hier wordt opgedaan breed kan worden uitgedragen naar de praktijk.