Gezonde bodems hangen samen met de aanwezigheid van micro-organismen die plantengroei en plantimmuniteit bevorderen. Dat onderstreepte het onlangs afgesloten POP3-project Levende Bodem. Het project leidt bovendien tot nieuwe denkrichtingen op het gebied van vanggewassen.
Landbouw in Nederland is een complexe uitdaging waarbij economische belangen, sociale aspecten, beleid en natuurlijk biologie samenkomen. Het wordt steeds duidelijker dat agrarische indicatoren zoals opbrengst en bodemweerbaarheid tegen plantenziekten worden beïnvloed door een combinatie van bodemchemie en fysica en vooral bodembiologie.
Om de complexiteit van bodembiologie beter te begrijpen, is inzicht nodig in de interacties binnen voedselwebben in de bodem. Hierin spelen diverse organismen een rol, vooral bodembacteriën, schimmels en nematoden. Met dit doel voor ogen hebben HLB B.V., Bioclear earth en boeren uit Noord-Nederland (Groningen, Friesland en Drenthe) de krachten gebundeld. Samen voerden zij multidisciplinair onderzoek uit, variërend van boerenenquêtes en bemonstering van praktijkpercelen tot kasproeven, laboratoriumexperimenten en uitgebreide data-analyses.
De resultaten van dit onderzoek zijn eind maart 2025 gepresenteerd op de afsluiting van het door SNN gefinancierde POP3-project Levende Bodem. Het leidde tot levendige discussies met de ongeveer tien betrokken boeren die verschillende landbouwmethoden toepassen, variërend van conventionele landbouw tot regeneratieve en natuurinclusieve landbouw. In het project werd speciale aandacht besteed aan de opbouw van een referentiedatabase van bodemgemeenschappen die geassocieerd zijn met verschillende landbouwpraktijken, vruchtwisselingssystemen en bodemtypen. Daarnaast is het effect van organische bemesting (compost en champost) vergeleken met het gebruik van conventionele kunstmest bij de teelt van diverse vanggewassen.
Patronen zichtbaar
Onze resultaten tonen aan dat bepaalde patronen zichtbaar zijn, zoals een toename van het totale aantal nematoden bij toepassing van organische meststoffen in vergelijking met chemische meststoffen. De samenstelling van bacteriën en schimmels in de bodem is uniek per perceel en boerderij, terwijl deze uniciteit minder uitgesproken is bij nematodengemeenschappen. Desondanks bevestigde ons onderzoek de kennis van boeren over de ziektewerendheid van hun bodems: er werden duidelijke verbanden gevonden tussen gezonde bodems en de aanwezigheid van specifieke micro-organismen die plantengroei en plantimmuniteit bevorderen, zoals bacteriën uit het geslacht Bacillus spp.. Daarnaast werd een sterk effect waargenomen van het type vanggewas op het aantal en de diversiteit van nematoden gedurende een teeltseizoen.
Nieuwe kasproef en bodemtests
Het onderzoek heeft ook geleid tot de ontwikkeling van een nieuwe dienst bij HLB: een kasproef voor het testen van bodemweerbaarheid tegen plantparasitaire nematoden (Figuur 1). Hierbij wordt bodemsterilisatie gebruikt om alle micro-organismen uit de bodem te verwijderen. Op basis van deze methode wordt verwacht dat een onbehandelde, weerbare (gezonde) bodem de vermenigvuldiging van een plantpathogeen kan remmen, terwijl deze in een gesteriliseerde bodem vrij kan vermeerderen. Bioclear earth werkt daarnaast aan tests voor het identificeren van specifieke sleutelmicro-organismen die geassocieerd kunnen worden met gezonde bodems. Het uiteindelijke doel is de ontwikkeling van nieuwe tools om bodems mee te kunnen analyseren met praktisch bruikbare informatie voor telers over bodemweerbaarheid en vruchtbaarheid.
De kennis die in dit project is opgedaan, zal boeren helpen bij het maken van beslissingen over welke vanggewassen te telen en wanneer organische meststoffen toe te passen op hun percelen.
Figuur 1. De resultaten van een typische bioassay voor bodemweerbaarheid uitgevoerd door HLB tegen de quarantaine-nematode Meloidogyne chitwoodi. In deze test worden M. chitwoodi-larven geïnoculeerd in potten waarin een indicatorplant groeit. De test wordt uitgevoerd onder controlecondities (zilversand, weergegeven door 0 in de grafiek en de groene balken) en in twee bodemverdunningen: 70% en 100% (waarbij 70% betekent 70% bodem + 30% zilversand en 100% betekent 100% bodem). De vermenigvuldiging van de plantpathogeen wordt vergeleken tussen een weerbare (gezonde – blauwe balken) en een vatbare (gevoelige – oranje balken) bodem in zowel gesteriliseerde (S) als niet-gesteriliseerde (NS) omstandigheden. De resultaten tonen aan dat de bodemweerbaarheid aanwezig is bij zowel 70% als 100% bodem. Tevens blijkt dat deze weerbaarheid van biologische oorsprong is, aangezien deze verloren gaat bij sterilisatie van de bodem.