Toenemend noodweer baart Harm Jan en Bé Panman zorgen. Daarom verzorgen ze hun grond en gewassen zo goed mogelijk. “Je moet er bovenop zitten en schakelen als het nodig is, maar anticiperen op noodweer kunnen we niet.”
Hoe weer je je akkerbouwbedrijf tegen de steeds vaker voorkomende weersextremen? Dat is een grote vraag voor vader en zoon Harm Jan en Bé Panman. In het afgelopen jaar kwam het thema meerdere keren in alle hevigheid aan de orde. Recent nog op 13 augustus, toen noodweer over de Veenkoloniën raasde. Harm Jan: “Hier viel 71 millimeter in een half uur, drie kwartier tijd! Die hoosbuien met hagel leidden tot schade in uien en bieten. De groei is daardoor gestopt. Op plekken stonden aardappelen stonden lang onder water, waardoor ze zijn verrot. En afgelopen zaterdag, 24 augustus, opnieuw 20 millimeter.”
Harm Jan laat een filmpje zien van het spuiten van aardappelen, terwijl hij door een ondergelopen spuitspoor rijdt. “Je moet wel, want het broeierige microklimaat onder het blad werkt phytophthora in de hand. Maar ik kwam wel een keer flink vast te zitten…. Een collega heeft me toen eruit kunnen trekken. Dat ging net.” Ze hopen nu vooral dat de oogst niet zo dramatisch verloopt als vorig jaar; zo nat en daardoor laat, op een manier die onwenselijk is: ‘modderen’ zie je jaren later immers nog.
Het weer is een grote factor die van invloed is op het reilen en zeilen van een akkerbouwbedrijf, maar zeker niet de enige. Wet- en regelgeving is ook een grote. Het krimpende middelenpakket in deze uitdagende tijden bijvoorbeeld. Wat de heren duidelijk steekt, is de beeldvorming rondom gewasbescherming. “Ik zeg wel eens tegen mensen: als jij je niet goed voelt, ga je naar de dokter en krijg je regelmatig iets van de apotheek voorgeschreven”, zegt Harm Jan. “Zo moet je je gewasbescherming ook zien. Het frappante daarbij is dat de werkzame stof van medicatie ook nog eens regelmatig hetzelfde is als van de gewasbeschermingsmiddelen, uit dezelfde fabriek. Het komt hierop neer: wij grijpen in als het nodig is.”
Akkerbouwer is natuurbeheerder
Een akkerbouwer is natuurbeheerder, zo voelen ze dat sterk. Bé: “Hazen, reeën, vogelsoorten. Het is een bonte verzameling dieren die we op onze percelen tegenkomen en waarvan we volop genieten. Als we een kievitsnest tegenkomen tijdens trekkerwerkzaamheden, dan zetten we die op een veilige plek.”
Door het krimpende middelenpakket wordt steeds meer geleund op mechanische onkruidbestrijding. Dat is echter zeker niet ideaal en zelf doen we dit dan ook (nog) niet heel intensief, schetsen de Panmans. “Elke 3 of 4 dagen eggen is niet alleen arbeidsintensief. Het gewas lijdt onder elke gang, want het wordt geraakt. De in het gewas aanwezige dieren lijden eronder. En het gaat stuiven. Ik weet niet of mensen nou echt zitten te wachten op een zwarte stoflaag op de vensterbanken”, zegt Bé droog.
Monitoring is een belangrijk onderdeel van gewasbescherming, vertellen de Drentse akkerbouwers. “Je moet bovenop de teelten zitten voor het beste resultaat. Ermee bezig zijn, kijken, op tijd schakelen.” Insectenmonitoring helpt daarbij. “De Steriele Insecten Techniek (SIT) hebben we nodig om uienvlieg te beheersen. We doen sinds een jaar of vijf mee, sinds bij een collega een halve hectare uien wegviel door uienvlieg. De SIT is meer dan de valgroepen en steriele uienvliegen die worden uitgezet. Je rolt in een systeem. Hier in de regio is een studieroep gevormd. Het is leerzaam en ook belangrijk dat je collectief meedoet in een gebied.”
Mooie gewassen telen
Uiteraard bestaat de bedrijfsvoering van de familie Panman niet louter uit beperkende factoren. In het gesprek komen we erop uit, door wat zich de afgelopen tijd heeft afgespeeld, maar dat is absoluut niet hun mentaliteit. Ze willen mooie gewassen telen. Daarom is het vizier ook niet op groei in oppervlakte gericht, maar op: hoe organiseren we de teelten het beste. Monitoring en monstername helpen daarbij: weet wat er speelt op je areaal. Groenbemesters en dierlijke mest zijn onontbeerlijk op het Panmanbouwplan, voor een gezonde bodem. En verzamel kennis. Via nieuwsbrieven, vakbladen, bijeenkomsten met collega’s.
Harm Jan en Bé, die inmiddels op de boerderij woont – en zijn ouders in Emmen, hebben een bouwplan van 135 hectare, waarvan een derde zetmeelaardappelen, een vierde suikerbieten, een achtste/12 hectare gele zaaiuien, 6 hectare akkerranden en de rest granen. Bé werkte 15 jaar bij de PPO-proefboerderij in Valthermond, maar is daar afgelopen januari mee gestopt vanwege de werkzaamheden thuis. Het proefveldwerk zit ‘m echter in het bloed. Vandaar dat ze samenwerkingen zijn aangegaan, met een suikerbietenveredelaar en met HLB. De proef Bouwplan van de Toekomst ligt achter de boerderij, iets voorbij de enorme 160 meter lange pivot-beregeningsinstallatie van het akkerbouwbedrijf.
Interessante bouwplanproef
De bouwplanproef is heel mooi geworden. Bé heeft deze aangelegd met zijn gps-trekker, in overleg met HLB-projectleider Anke ter Horst. Allemaal veldjes van 9 bij 9 meter, gescheiden door 9 meter gras. “Zodat ik met de trekker kan manoeuvreren tussen de productieveldjes”.
Voor Bé en Harm Jan is het interessant om de proeven van dichtbij mee te maken. Voor de kennis die het ontsluit, maar ook vanwege het sociale aspect. “HLB-medewerker Wilfred Bolhuis komt minstens eens per week langs en dan maken we een praatje”, vertelt Bé. Soms komen collega’s in groepen de proef te bekijken, dat is ook leuk. Met zijn drone maakt Bé graag luchtfoto’s van de proeven, hij is gewoon heel betrokken. Contact met mensen is belangrijk voor deze ondernemers. Daarom heeft Bé wat loonwerk erbij opgepakt en is Harm Jan gewastaxateur voor een verzekeraar (nee, hij taxeert zeker niet bij zichzelf).
Ook verhuren ze uienopslag aan derden. Daar wordt altijd gretig gebruik van gemaakt. De Panmans verkopen hun uien altijd vrij en slaan ze op in de kistenbewaring. De uien hebben ze geen windeieren gelegd; het gewas zorgt voor rendement. En plezier. “Het is een mooi gewas om te zien”, zegt Harm Jan. “En het is een voedselgewas, dat je direct kunt eten”, voegt Bé toe. Lopend over een van de productiepercelen van de heren wordt dat ook wel duidelijk. Mooie dikke uien liggen goeddeels gestreken klaar voor de oogst. “Ja, hier komen wel kopers voor”, zeggen ze trots en tevreden.
Bé (36) en Harm Jan (63) Panman richten zich niet op groei, maar op zo goed mogelijk telen.
Noodweer leidde op 13 augustus tot hagelschade in de uien, te zien aan de vlekken op het blad.
Goed gewassen telen betekent volgens de Panmans dat je er bovenop moet zitten: monitoren, kijken en tijdig schakelen.
De uien zijn mooi grof gegroeid. Het bedrijf heeft een eigen bewaarschuur waar de uien in kisten ingaan.
Bé snijdt op het demoveld Bouwplan van de Toekomst een ui door om de kwaliteit te beoordelen. Hij vindt het mooi om betrokken te zijn bij proeven en demo’s.